‘Krab achter je oren’ deel 57: Systeemdenken bij het solliciteren 1: gratis sollicitatietips

Onlangs gaf ik een workshop over het schrijven van een sollicitatiebrief. Als systeemdenker zie ik het schrijven van de brief niet los van het gehele sollicitatieproces. Dus gaf ik hierover nog diverse tips.

De komende weken wil ik in ‘Krab achter je oren’ een aantal van die sollicitatietips met je delen.

CV

Uiteraard hoort bij je brief een cv. Door het toepassen van een profielschets in je cv hoef je al minder over jezelf ‘op te scheppen’ in je brief. Je verdeelt het ‘met je kop boven het maaiveld uitgaan’ dan een beetje. Schrijf in je profielschets wat mensen van jou kunnen verwachten en een aantal van je kwaliteiten.

LinkedIn

Je LinkedInprofiel, klopt dat met wat er op je cv staat? Wat staat er bij je samenvatting? Het mag officieel niet, maar je bent al snel door een werkgever gevonden op Google, na het intikken van je naam. LinkedIn komt bovenaan te staan bij de zoekresultaten.

Andersom is het voor jou ook mooi in te zetten om de persoon waarmee je gaat praten of naar schrijft op te zoeken op LinkedIn. Is dat brutaal? Nee, je zorgt dat je naam alvast voorbij komt. Je toont interesse en je bereidt je voor op het gesprek.

Wil je meer tips? Via de contactpagina kun je je inschrijven voor Nieuws & Tips.

Heb je hulp nodig bij het opstellen van een sollicitatiebrief, cv of LinkedInprofiel? Neem gerust contact op, dan gaan we samen aan de slag.

Hartelijke groet,

Marjan

 

‘Krab achter je oren’ deel 56: zinsontleding: Naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoord

Na de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp, de bijwoordelijke bepaling, de zelfstandige- en bijvoeglijke naamwoorden is nu het naamwoordelijk gezegde aan de beurt bij de uitleg over zinsontleding.

Bij het werkwoordelijk gezegde krijg je door het onderwerp en het werkwoordelijk (ww)gezegde samen te voegen een korte zin.

Bijvoorbeeld:

Marjan schrijft een brief.

Gezegde/Persoonsvorm: schrijft.

Onderwerp: Marjan

‘Marjan schrijft’ wordt dan de korte zin (onderwerp en ww gezegde).

 

Wanneer de zin is: ‘Marjan is tekstschrijver’

Wordt de korte zin (onderwerp en persoonsvorm): ‘Marjan is’.

Maar wat is Marjan dan? Je hebt te weinig informatie om te weten wat er dan met Marjan is.

Daarom is er ook een naamwoordelijk gezegde. Het ‘zelfstandig naamwoord’ ‘tekstschrijver’ wordt daarom aan deze zin toegevoegd zodat de zin betekenis krijgt.

Het naamwoordelijk gezegde wordt dan ‘is tekstschrijver’.

 

Wanneer de zin is: ‘Marjan is blij’

Heb je hetzelfde probleem: de korte zin ‘Marjan is’ geeft te weinig informatie. Het gaat om ‘de blije Marjan’. Daarom wordt het bijvoeglijk naamwoord ‘blij’ toegevoegd om het naamwoordelijk gezegde toegevoegd: ‘is blij’.

Het werkwoord ‘is’ is in deze zinnen een koppelwerkwoord.

Er zijn nog meer koppelwerkwoorden:

Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten en voorkomen. Deze woorden zijn vaak goed door elkaar te vervangen.

Deze woorden worden gekoppeld aan Marjan. Het gaat om ‘de blije Marjan’:

Voorbeeld:

Marjan is blij.

Marjan wordt blij.

Marjan blijft blij.

Marjan blijkt blij (te zijn).

Marjan lijkt blij (te zijn).

Marjan schijnt blij (te zijn).

Marjan heet blij (te zijn).

Komt me blij voor.

Heb je vragen? Stel ze gerust. Dat mag ook via de e-mail.

Hartelijke groet,

Marjan

‘Krab achter je oren’ deel 55 : Zinsontleding 7: zelfstandige- en bijvoeglijke naamwoorden

Na de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp, de bijwoordelijke bepaling geef ik deze keer uitleg over zelfstandige- en bijvoeglijke naamwoorden.

Alle woorden waar je een lidwoord (de, het, een) voor kunt zetten zijn zelfstandige naamwoorden. Ook woorden als namen of plaatsnamen zijn zelfstandige naamwoorden. Je gebruikt ze voor mensen, dieren, voorwerpen. Ze hebben een naam gekregen zodat je ze kunt benoemen. Het zijn de woorden die kleine kinderen aanduiden met ‘die of dat of ding’.

Voorbeelden:

– (De) tekst

– (Het) briefje

– (De) dokter

– (De) kater

– (Een) pen

– (De) spelling

– (De) sollicitatiebrief

– Marjan

– Wieringerwaard

 

Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over zelfstandige naamwoorden.

Voorbeelden:

–  de BEGRIJPELIJKE tekst

–  het LIEVE briefje

–  de KUNDIGE dokter

–  de RODE JE-WEET-WEL kater

–  de BLAUWE pen

–  de JUISTE spelling

– de PAKKENDE sollicitatiebrief

– het MOOIE Wieringerwaard

Tip: het zijn woorden die iets toevoegen aan de zelfstandige naamwoorden. Ze geven ‘geur en kleur’ aan de zelfstandige naamwoorden. Verkopers maken hier bijvoorbeeld goed gebruik van om hun producten aan te prijzen. Het zijn woorden die ervoor zorgen dat je een plaatje in je hoofd maakt wanneer je een boek leest, trek krijgt in bepaald eten of afkeer van iets krijgt. Zonder deze woorden zou het heel saai zijn.

Tijdens de hulp bij sollicitatiebrieven en de profielschets in het cv pak ik de kans om met deze woorden een goede indruk van de kwaliteiten van de persoon achter de brief te geven.

Heb je vragen? Stel ze gerust.

Hartelijke groet,

Marjan

‘Krab achter je oren’ deel 54: Gratis workshop over sollicitatiebrief schrijven

Hoe schrijf je een goede sollicitatiebrief? Dat is een vraag die ik regelmatig krijg en waar ik mensen bij help.

Om de belangrijkste tips te delen, geef ik hier op woensdag 13 maart om 9.30 uur een gratis workshop over bij de Walk & Talk in de bibliotheek in Schagen.

De Walk & Talk is een maandelijkse bijeenkomst voor werkzoekenden. Zij kunnen hier netwerken, krijgen hier tips over solliciteren en het is voor hen een sollicitatieactiviteit. De inhoud is elke maand anders. De ene keer is het over  ‘voor welk bedrijf je zou willen werken?’, de andere keer over ‘hoe je een goede pitch kunt houden’ en nu dus over de sollicitatiebrief.

Naast de tips voor de brief, geef ik ook diverse tips over het hele sollicitatieproces. Natuurlijk is er ook ruimte om te netwerken, want het uitbreiden van je netwerk is belangrijk wanneer je werk zoekt.

De workshop en de koffie/thee zijn gratis, maar je moet je hiervoor wel even via deze link aanmelden.

Zie ik je 13 maart in de bibliotheek in Schagen? Het is van 9.30 tot ongeveer 11.15 uur in het gebouw Markt 18, vlak bij de kerk. Het adres is: Torenstraat 1a  1741CB Schagen

(Elke 2e woensdag van de maand is de Walk & Talk in Schagen, elke laatste woensdag van de maand in School 7 in Den Helder).

Graag tot dan!

Hartelijke groet,

Marjan

 

‘Krab achter je oren’ deel 53: Hulp zonder tranen

Hoewel ik eerder dacht dat een opdracht als deze niets voor mij zou zijn, heb ik pas iemand geholpen bij het maken van een toespraak voor een uitvaart.

Een paar weken geleden had ik Janna* geholpen bij het maken van een sollicitatiebrief. (We kenden elkaar al van de Walk & Talk bijeenkomsten voor werkzoekenden in de bibliotheek en zo wist ik al het één en ander over haar thuissituatie. Zij nam een groot deel van de zorg voor haar schoonvader op zich en het ging langzamerhand steeds slechter met hem). Blij met de nieuwe brief en het aangepaste cv was zij naar huis gegaan.

Een paar dagen later kwam het bericht dat haar schoonvader overleden was. De dag erna belde Janna* mij. Haar dochter wilde graag een toespraak houden in de kerk, maar ze kregen het samen niet goed op papier. Of ik wilde helpen…

Even ging door mijn gedachten: kan ik dat wel? Ga ik niet ontzettend met hen mee zitten snotteren? Toen een collega schrijfster vorige zomer zei dat zij hier haar corebusiness van wilde maken, dacht ik nog… knap dat je dat kan. Zou niets voor mij zijn. Ik ben allergisch voor huilende mensen, ik voel zo met ze mee, dat ik mee ga huilen.

Maar toen kwam het verzoek om hulp. Vanuit haar verdrietige hart. Omdat ze weet dat ik goed iemands gedachten kan verwoorden op papier. Omdat wij elkaar kennen. Omdat de vertrouwensband er al is. Drie seconden later wist ik het.

Goed, ik ga jullie helpen.

Haar dochter en ik blijken allebei een beetje zenuwachtig als ik aanschuif aan de keukentafel. Maar dat gevoel is snel weg. Samen besluiten we om de toespraak niet richting opa te doen, maar richting de aanwezigen. Ze heeft haar opa 20 jaar gekend en heeft veel leuke herinneringen aan hem. We besluiten dat we die met het publiek te gaan delen. De mooie herinneringen maken dat er mooie beelden als herinneringen voor ogen komen. Janna heeft ’s middags al een aantal anekdotes op papier gezet.

Samen maken we er een chronologisch geheel van, schrijven het in zo’n taal op dat het gemakkelijk voor te lezen is en de klemtonen maken het grappig en luchtig.

Aan het einde van de avond heb ik 3 kantjes vol getypt. Ze kan nog kiezen wat ze weg wil laten. Want naast een goede toespraak heeft ze nu ook vele herinneringen aan opa en oma op papier staan. Doordat ze het aan mij als ‘vreemde’ ging vertellen kwamen er nog meer details en meer herinneringen bovendrijven. Anders dan wanneer zij dit met haar moeder opschreef, die er immers bijna altijd zelf ook bij was, dus dan hoef je geen details te beschrijven. Net deze details geven de toespraak geur en kleur.

Er staat een mooi verhaal op papier. Er is nog een dag om het meerdere malen te oefenen. Vanuit mijn ervaring met het spreken voor een groep geef ik haar nog een aantal tips om haar zenuwen te verbergen en emotie te kunnen hanteren.

Die dag zijn zij in mijn gedachten.

Die avond krijg ik een appje: het is goed gegaan en nogmaals bedankt voor de hulp.

Daar doe ik het voor! Trots op mijzelf dat ik deze drempel heb durven nemen en deze hulp kon bieden. Zij zonder tranen en ik ook.

*Janna is niet haar echte naam. Anonimiteit is gegarandeerd.

Kan ik jou ook ergens bij helpen?

Hartelijke groet,

Marjan

‘Krab achter je oren’ deel 52: zinsontleding 6: Bijwoordelijke bepaling

Na de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, is nu de bijwoordelijke bepaling aan de beurt bij de uitleg over zinsontleding.

De bijwoordelijke bepaling is wat overblijft na het opzoeken van de persoonsvorm, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp. (De laatste twee zijn niet altijd aanwezig).

De bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen die beginnen met:

– Wanneer?

– Waar?

– Hoe?

– Waarbij?

– Waarmee?

– Door wie?

 

Voorbeelden:

  1. “Marjan belooft de offerte morgen naar het bedrijf te sturen”

Gezegde: Belooft Marjan om…? Belooft + te sturen.

Onderwerp: Wie belooft? Marjan.

Lijdend voorwerp: Wat belooft Marjan te sturen? De offerte.

Meewerkend voorwerp: Aan wie belooft Marjan te sturen? Aan het bedrijf.

Bijwoordelijke bepaling: (wat blijft er over?) morgen.

 

  1. “De tekstschrijver maakte dit weekend ook foto’s voor Facebook en Instagram bij het evenement.”

Gezegde: Maakte de tekstschrijfster….? Maakte.

Onderwerp: Wie maakte? De tekstschrijver.

Lijdend voorwerp: Wat maakte de tekstschrijver? Foto’s.

Meewerkend voorwerp: Voor wie maakte de tekstschrijver foto’s? Voor Facebook en Instagram.

Bijwoordelijke bepaling: (Wat blijft er over?)  Dit weekend + bij het evenement.

 

  1. “Zij bespreken de opdracht voor deze klant ’s middags aan de keukentafel.”

Gezegde: Bespreken zij…? Bespreken.

Onderwerp: Wie bespreken? Zij.

Lijdend voorwerp: Wat bespreken zij? De opdracht.

Meewerkend voorwerp: Voor wie bespreken zij? Voor deze klant.

Bijwoordelijke bepaling: (Wat is er over?) ’s middags / aan de keukentafel.

 

Heb je vragen? Stel ze gerust via de e-mail.

Hartelijke groet,

Marjan

 

 

 

‘Krab achter je oren’ deel 50: Zinsontleding 5: meewerkend voorwerp

Na de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp is nu het meewerkend voorwerp aan de beurt bij de uitleg over zinsontleding.

Het meewerkend voorwerp:

  • krijgt iets,
  • er wordt iets aan gegeven
  • er wordt iets tegen verteld
  • er is iets voor bestemd.

Je kunt het meewerkend voorwerp vinden door te vragen:

  • ‘Aan wie of wat…?’
  • ‘Voor wie of wat…?’
  • of soms ‘Bij wie of wat…?’

+ daarbij het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp en eventueel het lijdend voorwerp.

Woorden als ‘aan’ en ‘voor’ staan voor het meewerkend voorwerp of je kunt het ervoor zetten als het er niet staat.

Het is belangrijk om te weten dat niet alle zinnen een meewerkend voorwerp hebben! Als er een meewerkend voorwerp is, is het er altijd maar één.

Voorbeelden:

  1. “Marjan schrijft Julia een brief.”

– Gezegde: Schrijft Marjan een brief? Schrijft.

– Onderwerp: Wie schrijft? Marjan

– Lijdend voorwerp: Wat schrijft Marjan? Een brief

Meewerkend voorwerp: Aan/voor wie schrijft Marjan? Julia (Aan Julia)

(Had er gestaan: ‘Marjan schrijft een brief’,  was er geen meewerkend voorwerp geweest).

 

  1. “Marjan leende Nel haar pen”.

– Gezegde: Leende Marjan haar pen? Leende.

– Onderwerp: Wie leende? Marjan

– Lijdend voorwerp: Wat leende Marjan? Haar pen

Meewerkend voorwerp:Aan wie leende Marjan haar pen? Nel. (Aan Nel).

 

  1. “MarjanSchrijft maakt de offerte voor het bedrijf.”

– Gezegde: Maakt zij de offerte? Maakt.

– Onderwerp: Wie maakt? MarjanSchrijft.

– Lijdend voorwerp: Wat maakt MarjanSchrijft? De offerte.

– Meewerkend voorwerp:Voor wie maakt MarjanSchrijft de offerte? Het bedrijf. (Voor het bedrijf).

 

Heb je vragen? Stel ze gerust. Dat mag ook per e-mail.

Hartelijke groet,

Marjan

‘Krab achter je oren’  deel 47: Zinsontleding deel 4: Lijdend voorwerp

Deze week neem ik jullie weer mee in een lesje zinsontleding. De persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp hebben we al gehad in deel 42,43 en 45. (Je kunt op die woorden klikken om deze uitleg nogmaals te lezen).

Wanneer je het lijdend voorwerp wilt vinden in een zin, maak je er een vraag van en zet je ‘Wie’ of ‘Wat’ voor het gezegde en het onderwerp. Het antwoord is dan het lijdend voorwerp.

Voorbeelden:

  1. Marjan schrijft de tekst. Wat schrijft Marjan? De tekst.

(Schrijft is gezegde, Marjan is het onderwerp, lijdend voorwerp is de tekst).

 

  1. Irma bekijkt de voorbeeldbrief. Wat bekijkt Irma? De voorbeeldbrief.

( Bekijkt is het gezegde, Irma is het onderwerp, De voorbeeldbrief is het lijdend voorwerp).

 

  1. De zuster sluit het infuus aan. Wat sluit de zuster aan? Het infuus.

(Sluit aan is het gezegde, de zuster is het onderwerp, het infuus is het lijdend voorwerp).

 

  1. Vanavond eet ik een maaltijdsalade. Wat eet ik? Een maaltijdsalade.

(Eet is het gezegde, ik is het onderwerp, een maaltijdsalade is het lijdend voorwerp).

 

Let op! Niet alle zinnen hebben een lijdend voorwerp. Zinnen met het werkwoord ‘worden’ hebben nooit een lijdend voorwerp.

Wanneer we de bovenstaande zinnen omzetten in een zin met ‘worden’, verandert het lijdend voorwerp namelijk in het onderwerp.

1a: De tekst wordt door Marjan geschreven.

2a: De voorbeeldbrief wordt door Irma bekeken.

3a: Het infuus wordt door de zuster aangesloten.

4a: De maaltijdsalade wordt vanavond door mij gegeten.

 

Volgende keer gaan we verder met het meewerkend voorwerp.

Hartelijke groet,

Marjan

 

 

 

 

´Krab achter je oren´ deel  45: zinsontleding 3: werkwoordelijk gezegde

In deel 42 heb ik je uitgelegd over de persoonsvorm: het werkwoord waaraan je kunt zien in welke tijd de zin staat. Het werkwoord laat weten wat er gebeurt of wat er gedaan wordt.

In deel 44 kwam daar het onderwerp bij: wie of wat iets doet.

Deze week vertel ik je over het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. Werkwoorden zeggen wat er gedaan wordt, of wat er gebeurt.

Soms staat er alleen één persoonsvorm in een zin, maar soms staan er meerdere werkwoorden in een zin of is het werkwoord opgesplitst.

Bijvoorbeeld:

Marjan schrijft: alleen de persoonsvorm als werkwoord. Dan is ‘schrijft’ het werkwoordelijk gezegde.

Marjan ruimt haar bureau op.  Hier is het werkwoord opruimen opgesplitst. Het werkwoordelijk gezegde wordt dan: ‘ruimt op’.

Heb je een spellingsfout gemaakt? Hier zijn er twee werkwoorden: hebben en maken.  Het werkwoordelijk gezegde wordt dan: ‘heb gemaakt’.

Zij zat piano te spelen. Hier zijn twee werkwoorden: zitten en spelen. Te is geen werkwoord, maar hoort wel bij het werkwoordelijk gezegde: ‘zat te spelen’.

 

Volgende keer gaan we het hebben over ‘het lijdend voorwerp’.

Tot dan!

Hartelijke groet,

Marjan

´Krab achter je oren´ deel  44: zinsontleding 2: het onderwerp

In deel 42 heb ik je uitgelegd over de persoonsvorm: het werkwoord waaraan je kunt zien in welke tijd de zin staat. Het werkwoord laat weten wat er gebeurt of wat er gedaan wordt.

Ik leg de zinsontleding steeds in kleine stapjes uit. Deze keer ‘het onderwerp’.

Voorbeelden van de persoonsvorm:

fietst,

kocht,

mailde,

valt,

schrijft.

 

Het onderwerp vertelt wie of wat dat doet.

Dan wordt het:

Albert fietst,

Sinterklaas kocht,

De klant mailde,

Mijn pen valt,

Marjan schrijft.

 

Met de persoonsvorm en het onderwerp weet je iets over wat er gebeurt en wie dat doet. Je kunt het onderwerp vinden door te vragen: Wie fietst? Wie kocht? Wie mailde? Wat valt? Wie schrijft?

Volgende week vertel ik over het werkwoordelijk gezegde.

Hartelijke groet,

Marjan